Dronkenput
Met de bloei van het toerisme aan de kust aan het einde van de 19de eeuw kwam ook de noodzaak aan meer drinkbaar water. Middelkerke groef in haar achtertuin een 9 meter diepe put en verzonk daarin een betonnen watervergaarbak (14,2m lang op 8,5m breed en 4,5m hoog) die gevuld zou worden met 500m³ water. Zover is het nooit gekomen. Het grondwater in deze zompige bodem stootte de bak van 213 ton schuin omhoog en sindsdien steekt een flinke hoek lompweg uit de grond.
De Dronkenput kreeg zijn naam doordat de bezoeker zich steeds evenwijdig wil houden met de talrijke schuine pijlers (12°) in de grote ruimte en de waterspiegel die uiteraard vlak blijft, waardoor men een gevoel van evenwichtsverlies krijgt.
Twee uiterlijke facetten zijn hier belangrijk.
De grote schuine ruimte die met zijn twee trapjes en verhoogje toch vormfijn is. De zuilen zijn eerder breekbaar dan stuttend en lijken zo zonder nut in die verzakte houding. De witte tint van de muren, verduisterd door de afgedekte dakraampjes, verlicht het volume tot een zuivere kleine zaal waar in de hoek de plas grondwater een kwartje van de vloer bedekt.
Het is die contrasterende materie water in de stenen omgeving die het tweede facet uitmaakt van deze ‘natuurlijke installatie’. Het gevoel dat tijdloosheid en oergeheugen hier in een hoek verstild liggen.