Gasstraat

Wie eind 19e eeuw vanaf de Spermaliestraat de huidige Gasstraat inwandelde, kwam aan het kruispunt met de Molenstraat uit op de nieuwe gasfabriek. De naam van de straat is een mooi eerbetoon aan het ontstaan en het belang van de openbare voorziening van energie in onze gemeente.

Vandaag vinden we het normaal dat er water uit de kraan komt, dat ons huis verwarmd wordt, dat er een krachtbron is die vele apparaten voedt. Toen de badplaats Middelkerke nog in de kinderschoenen stond, was dit dagelijks gemak nog onbestaande. De meeste toeristen die Middelkerke bezochten, waren een hoog comfortniveau in hun thuisstad wel gewoon. Ze wilden dat dus ook aan zee. 

Lobbyen voor energie

Om dat aan te pakken, werden er in de jaren 1890 hogere machten ingeschakeld. Joseph Casse bijvoorbeeld, gemeenteraadslid en directeur van het kinderziekenhuis (waar er een eigen gasinstallatie en waterzuiveringsstation was) sprak zijn connecties in Brussel aan, o.a. minister Paul de Smet de Naeyer. Hij verkreeg de toelating én de middelen om het eerste rioleringsnet aan te leggen in 1899, met een bijhorend waterzuiveringsstation, om zo het afval- en rioolwater in zee te lozen.

Het drinkwater voor de dorpskern kwam uit de Sluisput. Die bevatte door duinenzand gefilterd water dat werd verdeeld naar de dorpskern, waar het uit drie pompen kwam: één aan de pastorie (vandaag gemeentehuis), één aan de school (vandaag Westendelaan) en één aan de Sluiswijk. Afgelegen villa’s kregen een waterput.

Oeps… daar is de Dronkenput

In 1897 werd besloten een betonnen leiding van het kanaal Nieuwpoort-Plassendale naar een grote vergaarbak in de Veldstraat aan te leggen. Door de kracht van het stijgend grondwater kwam de bak scheef te liggen… en zo ligt hij er nog altijd: de Dronkenput. De eerste toeristische attractie van Middelkerke was geboren.

De rechtstreekse aanvoer van drinkwater vanuit de Sluisput bleek snel ontoereikend. Uiteindelijk slaagde men erin om vanuit het kanaal chemisch gezuiverd water te pompen naar de eerste watertoren in de Joseph Casselaan. We schrijven 1898.

Gas dankzij de Koning

De eerste krachtbron was gas. Oostendenaar Denis Verhaeghe-Baele (die hier later ook een eigen straat kreeg) had een eigen steenbakkerij, bouwde een van de eerste hotels in Middelkerke én was een man met connecties bij de hoogste kringen in Brussel; lees: Leopold II ‘hemzelve’. Hij kreeg in 1897 een contract waarmee hij de publieke verlichting van gaslantaarns mocht voorzien. Hij bouwde zijn gasfabriek vlakbij het waterzuiveringsstation (vandaag zijn daar de gemeentelijke werkhuizen in de Molenstraatgevestigd). De bevolking werd opgeroepen om hun huizen op de leidingen te laten aansluiten. Het werd voor vele huishoudens het afscheid van de petroleumlampen.

‘Elektriek’ vs gas

De ‘verlichting’ van Middelkerke werd als een grote stap voorwaarts gezien en feestelijk ingehuldigd met een stoet, een fanfare en het plechtig aansteken van de eerste twee gaslampen in het gemeentehuis. Er werd een werkman aangesteld die de openbare verlichting op de Zeedijk en in de hoofdstraten dagelijks moest aansteken en uitdoven.

Deze grote stap voorwaarts was amper gezet, of er kwam concurrentie voor het gas als energiebron. Door het dossier van de aanleg van de elektrische tramlijn langs de Zeedijk (1897) drong men aan om de openbare verlichting op de Zeedijk hierop aan te sluiten. Gas zal dan ook in de loop van de 20e eeuw het pleit tegen elektriciteit verliezen. De site van de gasfabriek in Middelkerke werd ontmanteld in 1953 en 1986.