Grote Bamburg
Deze hoeve gaat terug op een uithof van de Sint-Pietersabdij van Oudenburg uit de tweede helft van de 12de eeuw, de Oude Bamburg geheten. Het was Philips van den Elzas die deze gronden aan de abdij schonk in 1173 en hiermee destijds een burenruzie ontketende. Op het einde van de 12de eeuw verzette Johannes van Westende zich namelijk hardnekkig tegen de rechten die de Sint-Pietersabdij van Oudenburg in 1173 had gekregen op alle nieuwe alluviale gronden tussen de Ijzer en de duinen van Westende. Hij vocht de rechten van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij aan vanuit de overtuiging dat hij oudere rechten op de alluviale gronden had dan de abdij.
Zijn aanspraken waren gebaseerd op het oude recht dat stelt dat aanwassen van nieuwe gronden toekwamen aan de eigenaar van de oude gronden waarlangs de aanwassen zich bevonden. Uiteindelijk werd Johannes van Westende in 1187 financieel vergoed voor het opgeven van zijn aanspraken en in 1196 werd hij door graaf Boudewijn van Constantinopel verplicht ‘vrijwillig’ afstand te doen van de rechten die hij opeiste op de gronden die aan de Sint-Pietersabdij waren toegewezen. Hij moest bovendien aan de Sint-Pietersabdij vrije doorgang door zijn landerijen garanderen.
In 1243 brandde deze hoeve echter af en werd ze iets verderop in de Bamburgpolder opnieuw gebouwd onder de naam Grote Bamburg. Deze hoeve was niet louter boerderij, maar had ook typische kloostergebouwen, zoals een kapel en gastenverblijven.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd deze site helaas volledig vernield. De Grote Bamburg was toen een strategische Duitse voorpost in onderwater gezet gebied aan het IJzerfront, op schietafstand van het belangrijke sluizencomplex De Ganzepoot. Vandaag zien we een wederopbouwhoeve. Wel zijn er nog sporen van de oude omwallingen in het landschap bewaard gebleven.